Nederlanders winnen maar niet

Eric van Dusseldorp

De vier traditionele Nederlandse zomertoernooien, Orap Open (Den Haag), Ordina Open (Nijmegen), het Brunssum-toernooi en het Zeeuwse SNS-toernooi hebben evenzovele buitenlandse toernooiwinnaars opgeleverd. In volgorde: Alexej Tsjizjow (Rusland), Wadim Wirny (Duitsland), Marc Podolski (Duitsland) en Ndiaga Samb (Senegal).

De vraag die dan opkomt is natuurlijk: waar bleven de Nederlanders? Het antwoord is simpel. Ze waren er wel -meer dan negentig procent van de deelnemers van de vier toernooien waren bewoners van het kikkerlandje- maar op de allerhoogste treden waren ze (weer eens) niet te vinden.

Opvallend is dat onze Oosterburen twee keer met een titel zijn gaan strijken. Het is maar goed dat er in de damwereld geen Nederland-Duitsland-rivaliteit is zoals bij het voetballen want dan zou de doorsnee vaderlandse dammer toch met een stevige ‘dip’ het nieuwe seizoen zijn ingegaan . . .

Het toernooi met het grootste aantal deelnemers, er verscheen een recordaantal van 150 dammers aan de start, is traditiegetrouw het Nijmeegse Ordina Open. En dat terwijl, tot ergernis van de organisatie, een aantal (sterke) spelers noodgedwongen wegbleef omdat het kandidatentoernooi te Jakoetsk in dezelfde periode werd gehouden.

Toernooiwinnaar Wadim Wirny boekte de meeste damsuccessen in de jaren tachtig met als hoogtepunt de WK-tweekamp in 1984 tegen Harm Wiersma. De match eindigde in 20-20 en Wiersma behield -met de hakken over de sloot- zijn wereldtitel. Na zijn emigratie naar Duitsland besloot Wirny een andere carrière op te bouwen en alleen nog voor de lol een paar partijtjes of een toernooi af te werken.

In Nijmegen bleek dat Wirny nog genoeg routine had om het toernooi vrij gemakkelijk te winnen. In de laatste drie duels bleken remises te volstaan en de Duitser deed daar niet moeilijk over.

In de zesde ronde boekte Wirny een belangrijke overwinning op collega-grootmeester Geert van Aalten.

Zwart: W. Wirny – Wit: G. van Aalten

1. 32-28, 19-23; 2. 28x19, 14x23; 3. 37-32, 10-14; 4. 41-37, 5-10; 5. 34-29, 23x34; 6. 39x30, 14-19; 7. 44-39, 10-14;

Een bekende opening. Zelden rolt er een wederzijdse kortevleugelopsluiting uit.

8. 40-34, 16-21; 9. 31-26, 11-16; 10. 32-28, 20-25; 11. 45-40, 14-20; 12. 50-45, 9-14; 13. 37-32, 3-9; 14. 42-37, 7-11; 15. 46-41, 20-24; 16. 47-42, 4-10; 17. 37-31, 18-22; 18. 31-27, 22x31; 19. 36x27, . . .

Stellingen met een wederzijdse k.v.o. zijn buitengewoon ingewikkeld en eindigen meestal niet in remise. Waarom zien we dit soort partijen zo weinig tussen topspelers?

 

Met de laatste zet heeft Van Aalten een eenvoudig lokzetje geplaatst. Zwart moet zich niet laten verleiden tot (24-29) 33x24 (17-22) 27x7 (1x12) 26x17 (11x44) want dan volgt 24-20 (15x24) 43-39 (44x33) 38x20 (10-15) 32-28 (15x24) 28-23 (19x28) 30x10 (9-14) 10x19 (13x24) 34-30 (25x34) 40x20.

19 . . ., 12-18; 20. 27-22, (lijkt een goed speelbaar tijdelijk offer, toch moet het juist in deze fase gruwelijk mis gaan.) 18x27; 21. 41-36, 1-7; 22. 42-37, 27-31!; (houdt de spanningen erin) 23. 36x27, 7-12; 24. 48-42, 15-20; 25. 49-44, 2-7; 26. 37-31, 13-18; 27. 42-37, 18-23; 28. 28-22 (de enige), 17x28; 29. 33x22, 10-15; 30. 26x17, 12x21; 31. 34-29, . . .

Wit offert een schijf waarna een kansloze stand resteert. Na 31-26 moet zwart zich niet bezondigen aan de overigens aardige combinatie (9-13) 26x17 (13-18) 22x2 (11x33) en nu volgt na 2x11? (6x17) 39x28 (23-29) 34x23 (25x34) 40x29 (24x22) maar na 39x28 heeft zwart hier geen goed tempo voor. Op (23-29?) volgt immers 34x23 (25x34) 40x29 (24x22) 2x28. I.p.v. (23-29) moet zwart echter vervolgen met (16-21!) 2x27 (23-29) 34x23 (25x34) 40x29 (24x31) maar wellicht heeft wit dan nog een remisekansje. Daarom moet zwart de combinatie niet nemen, maar gewoon 7-12 etc. spelen.

31. . . ., 24x42; 32. 37x48, 25x34; 33. 40x18, 8-12; 34. 39-34, 12x23; 35. 34-30, 9-13; 36. 48-42, 23-29(!); 37. 30-25, 21-26; 38. 42-37, 7-12; 39. 43-38, 20-24; 40. 44-39, 12-18; 41. 39-33, 11-17; 42. 22x11, 6x17; 43. 33-28, 18-23; 44. 27-22, 17-21; en wit gaf het op. Na 31-27 volgt (29-34) en vooral geen (15-20) wegens 45-40 en met een schijf meer verliest zwart zelfs nog.

De oplossing van het vraagstuk van Drs. J. Bus (zwart: 8,9,10,14,15,16,19,24,29,35,40 / wit: 22,25,27,28,30,31,32,37,38,50) van vorige week: Wit wint door (verkorte notatie): 23,19,21,31,5(45)28!(40)28-33(44)39(50)20(47)24,14

De nieuwe opgave is eveneens een eerste publicatie van Drs. J. Bus. Zie diagram 2. Wit begint en wint. Een eenvoudige bewerking op een mooi eindspel van Leo Springer (op een slot van Cornelis Blankenaar).

 

Terug naar damrubrieken