Nog niets beslist in halve finales

Eric van Dusseldorp

 

De halve finales van het kampioenschap van Nederland lopen ten eind. Met nog één ronde te gaan, zijn slechts twee spelers verzekerd van een plaats in de eindronde: Gérard Jansen in groep 2 en Jeroen van den Akker in groep 3.

In groep 1 hebben in theorie nog zes spelers kans om zich voor de finale te plaatsen. De beste kansen heeft hier ex-kampioen van Nederland Wieger Wesselink die de groep op dit moment aanvoert en in de laatste ronde een goede mogelijkheid moet hebben om hekkensluiter Arjen de Mooij aan zijn zegekar te binden.

In groep 4 is de situatie interessant. De stand aan kop is: A. Scholma 8-16, S. Winkel 8-15, W. van der Kooij 8-13, T. Chub 8-12. In de laatste ronde moeten de koplopers, Scholma en Winkel, nog tegen elkaar en de vraag is: wat gaan ze doen. De hoogstgeklasseerde plaatst zich direct voor de finale, terwijl nummer 2 nog een barrage moet spelen met zijn ‘collega’s’ van de andere groepen. Die herkamp biedt goede kansen: van de vier spelers gaan er drie door en mogelijk zelfs allevier wanneer Harm Wiersma zich voor de finale terugtrekt. Het is duidelijk dat Auke Scholma aan remise genoeg heeft om zich direct te plaatsen. Voor Sven Winkel zijn echter alle mogelijkheden nog open. Hij kan proberen te winnen van Scholma en zodoende eerste in zijn groep worden, met directe plaatsing tot gevolg. Een nederlaag kan hem echter terugwerpen tot de derde plek, indien Wim van der Kooij in de laatste ronde wint. Immers, bij het kersverse systeem van de driepuntenoverwinning is een voorsprong van twee punten bij lange na nog niet voldoende. Als Winkel het duel remise speelt, kan Van der Kooij met een zege nog langszij komen en zal er een barrage tussen het tweetal moeten komen.

Qua stand kan Winkel dus het beste proberen te winnen van Scholma, maar om zoiets even voor elkaar te krijgen tegen de ex-kampioen van Nederland. . .

Een uiterst instructieve zege boekte Gérard Jansen op Daaf Kasse. Wie, op grond van onderstaande partij, denkt dat Kasse een zwakke speler is, vergist zich: van de acht gespeelde partijen is dit zijn enige nederlaag.

Zwart: G. Jansen – Wit: D. Kasse

1. 32-28, 17-21; 2. 34-29, 21-26; 3. 40-34, 16-21; 4. 45-40, 11-16; 5. 38-32, 21-27; 6. 31x22, 18x38; 7. 43x32, 16-21; 8. 36-31, 6-11; 9. 42-38, 11-16;

Wit wacht niet op (20-25) en besluit gelijk naar veld 24 te gaan.

10. 29-24, 20x29; 11. 33x24, 19x30; 12. 35x24, 14-20; 13. 34-29, 10-14; 14. 41-36, 5-10; 15. 50-45, 20-25; 16. 39-33, 14-20; 17. 47-42, 9-14; 18. 31-27, 3- 9;

De volgende ruil lijkt niet onlogisch, maar opmerkelijk genoeg wordt wit hierna vrijwel geforceerd naar een nederlaag gespeeld.

19. 37-31, 26x37; 20. 42x31, . . .

 

 

20 . . ., 21-26!: 21. 48-43, . . . In feite een lelijk tempo, maar het is goed voor te stellen dat de witspeler geen zin heeft om met 44-39 of 49-43 een schijf aan zijn verdediging te onttrekken.
26x37; 22. 32x41, 14-19; 23. 40-35, 19x30; 24. 35x24, 10-14; 25. 44-40, 14-19;
26. 40-35, 19x30; 27. 35x24, 9-14; 28. 45-40, 4-10; 29. 49-44, . . . Allemaal geforceerd.
29 . . ., 12-17!; Nadat zwart de witte korte vleugel in een door hem gewenste positie heeft gebracht, gooit hij het nu over een ander boeg: er dreigt dodelijk (16-21), (17-22) etc. Na 27-22 (1-6) 22x11 (6x17) blijkt er niks te zijn opgelost.
30. 41-37, 16-21; 31. 27x16, 17-22; 32. 28x17, 8-12; 33. 17x19, 14x45; 34. 33-29, 45-50; 35. 43-39, 10-14; 36. 38-32, 50-45; 37. 39-34, 45-50; 38. 44-40, 50-45; en wit gaf het op. Er dreigt vernietigend (14-19) en (25-30) etc.

Zwart: J. van Meggelen – Wit: A. de Mooij

1. 34-29, 17-22; 2. 40-34, 11-17; 3. 45-40, 6-11; 4. 31-26, 1- 6; 5. 50-45, 16-21; 6. 32-28, 19-23; 7. 28x19, 14x23; 8. 35-30, 10-14; 9. 30-24, 23-28; 10. 37-31, 5-10; 11. 42-37, 20-25; 12. 24-20, 15x24; 13. 29x20, 14-19; 14. 20-15, 10-14; 15. 40-35, 21-27; 16. 44-40, 11-16; 17. 34-29, 19-23; 18. 40-34, 7-11; 19. 47-42, 2-7; 20. 37-32, 28x37; 21. 41x21, 16x27; 22. 42-37, 14-19; 23. 29-24, 19x30; 24. 35x24, 23-28; 25. 45-40, 11-16; 26. 33-29, ...

Wit lijkt even te profiteren van het feit dat (28-32) etc. niets is. Van Meggelen laat echter zien, dat het simpel anders kan. Zie diagram 2.

 

26 . . ., 27-32; 27. 38x27, 16-21; 28. 27x16, 28-32; 29. 37x28, 22x35 en De Mooij had geen zin meer om nog langer naar zijn geruïneerde korte vleugel te kijken. Hij gaf de partij op.

Terug naar damrubrieken